Als je in de IT werkzaam bent dan hoor je met enige regelmaat dat er gesproken wordt over het OSI model. Hoe kun je nu onthouden uit welke lagen dit model bestaat, simpel, met het ezelsbruggetje:
Australian Post Sucks They Never Deliver Parcels
(met dank aan Marco)
Australian = A = Application layer
Post = P = Presentation layer
Sucks = S = Session layer
They = T = Transport layer
Never = N = Network layer
Deliver = D = Datalink layer
Parcels = P = Physical layer
Hoe zit dit befaamde OSI (Open Systems Interconnection) model nu eigenlijk in elkaar:
Laag 1: Physical layer
Zoals je in het bovenstaande overzicht kunt zien is de onderste laag de Physical layer, ofwel de fysieke laag. Fysiek, ofwel zichtbaar aanwezig, is niets anders dan de dikke kabel die op de bodem van de oceaan ligt, de verbinding met de satelliet etc., ofwel alle zichtbare en onzichtbare 'kabels' die buiten je voordeur liggen en die een verbinding met een externe server mogelijk maken. Je kunt het zo zien: als je aan het werk bent op je computer en je verstuurt dat, dan bereikt deze data de physical layer zodra het via je modem de wijde wereld in wordt gestuurd.
Laag 2: Datalink layer
De laag daarboven is de Datalink layer. De data die wordt doorgegeven via de fysieke laag kan veel fouten bevatten. Deze tweede laag zorgt voor betrouwbaar transport van de data over een verbinding (link). Denk hierbij aan de verbinding tussen de netwerkkaarten van een computer en een router. Je kunt het zo zien: als je informatie van een externe server opvraagt, dan wordt deze data naar jouw computer gestuurd. Voordat het via jouw modem je huis in komt kan het allerlei fouten bevatten (onderweg kan er van alles met de datapakketjes gebeurd zijn). Voordat het nu verder kan gaan in de richting van het softwareprogramma waarmee je aan het werk bent moeten deze fouten er uit worden gehaald. Hier zorgt de datalink laag voor.
Laag 3: Network layer
De netwerklaag is verantwoordelijk voor het overbruggen van de afstand tussen de Datlink layer en de Transport layer: voor het vertalen van een sessie tussen begin- en eindpunt in een netwerk. Je kunt het zo zien: als je informatie opvraagt van een externe server, dan komt deze data binnen via jouw modem cq. router. De network layer zorgt er dan voor dat het goed wordt doorgestuurd naar het netwerk (via switch, hub etc.) waarmee je op dat moment aan het werk bent, en niet naar een ander netwerk bij jou in huis of in het bedrijf.
Laag 4: Transport layer
De transportlaag zorgt voor het probleemloze transport van data voor de applicaties. Je kunt het zo zien: de data die via jouw modem / modem binnenkomt en door de netwerklaag naar het juiste netwerk wordt gestuurd, wordt door de transportlaag doorgestuurd naar de juiste computer.
Laag 5: Session layer
De sessielaag stabiliseert, onderhoudt en beëindigt een sessie tussen twee communicerende hosts. Je kunt het zo zien: als jij met jouw computer en jouw softwareprogramma een verbinding hebt gemaakt met een externe server, dan wil je ook dat die data via jouw softwareprogramma en jouw computer weer terugkomt. Je hebt als het ware een sessie opgestart tussen jouw computer en de externe computer, die ook weer goed beeindigd moet worden. De sessielaag is hier verantwoordelijk voor.
Laag 6: Presentation layer
De presentatielaag bepaalt het formaat of het protocol dat moet worden toegepast om data uit te wisselen. Hiermee is het in feite de tolk-vertaler van het netwerk. Je kunt het zo zien: als je met een FTP programma een bestand wilt uploaden, dan maak je gebruik van een bepaald protocol. Het bestand moet dus via het juiste protocol worden gepresenteerd aan een externe server. Deze externe server kent niet alle programma's op jouw pc. De presentatielaag zorgt ervoor dat het duidelijk is hoe het een en ander wordt gepresenteerd, zodat de andere partij het ook snapt wat je bedoeling is.
Laag 7: Application layer
De applicatielaag communiceert direct met de applicatie, ofwel het programma dat je op je computer gebruikt, en geeft opdrachten aan de presentatielaag. De toepassingslaag staat het dichtst bij de gebruiker. E-mail, FTP (File transfer) en dergelijke communiceren op deze laag. Al hetgeen deze softwareprogramma's maken (en waarschijnlijk in een bepaald protocol moet worden gepresenteerd) worden doorgegeven aan de presentatielaag.
Aan de andere kant (aan de kant van de externe server) wordt het OSI model ook weer nageleefd. Op deze wijze kan op een uniforme wijze worden 'genetwerkt'.
Dit is nog eens duidelijke/simpele uitleg betreft het OSI model, precies de informatie die ik nodig hebt voor het behalen van een ITF examen.
Bedankt!!
Posted by: Dean | September 09, 2013 at 11:21 AM